14 februari 2014

MARVER-lobby succesvol: defensiepersoneel behoudt speciale rechtspositie

Op dinsdag 4 februari 2014 is de Tweede Kamer in meerderheid akkoord gegaan met de initiatiefwet van CDA en D66 om ambtenaren dezelfde rechtspositie te geven als werknemers in het bedrijfsleven, met uitzondering van het volledige defensie- en politiepersoneel. De lobby van FNV Veiligheid (de Marechausseevereniging, de AFMP en de NPB) om ook de niet-geüniformeerde collega’s hun ambtelijke rechtspositie te laten behouden is dus geslaagd.

Het wetsvoorstel werd al in 2010 ingediend door de Kamerleden Eddy van Hijum (CDA) en Fatma Koser Kaya (D66). De laatste heeft inmiddels de politiek verlaten en is als pleitbezorger van de initiatiefwet opgevolgd door haar partijgenoot Steven van Weyenberg.

Kort samengevat komt het voorstel erop neer dat de Nederlandse ambtenaren voortaan gaan vallen onder het burgerlijk arbeidsrecht. Ze krijgen dan net als ‘gewone’ werknemers een arbeidscontract in plaats van een ambtelijke aanstelling en voor de ontbinding daarvan gelden dan ‘gewoon’ de bepalingen in het civiele ontslagrecht.

Uitzonderingen
In het oorspronkelijke voorstel werden twee grote groepen ambtenaren van de normalisering uitgezonderd: de leden van de rechterlijke macht en de geüniformeerde defensiemedewerkers.

Eind 2011 stemde de Tweede Kamer over de komst van de Nationale Politie. Mede door een politieke lobby van FNV Veiligheid werd daarbij ook een motie aangenomen die de regering opdroeg de medewerkers van het nieuwe landelijke korps hun ambtelijke rechtspositie te laten behouden. Van Hijum en Koser Kaya kwamen daarna met een nieuwe versie van hun initiatiefwet op de proppen, waarin echter alleen de geüniformeerde politiemedewerkers aan de uitzonderingen waren toegevoegd.

FNV Veiligheid vervolgde zijn lobby-activiteiten en wist voor elkaar te krijgen dat begin 2012 twee amendementen op het wetsvoorstel werden ingediend door de Partij van de Arbeid en ChristenUnie. Daarin werd erop aangedrongen ook het burgerpersoneel binnen Defensie en de ondersteunende politiemedewerkers hun ambtelijke rechtspositie te laten houden.

Na de val van het kabinet Rutte-I in het voorjaar 2012 kwam de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer anderhalf jaar stil te liggen. Na nieuwe verkiezingen en een inwerkperiode van het nieuwe kabinet en een nieuwe Kamer werd de draad op 15 januari 2014 echter weer opgepakt. Gaandeweg werden door de PvdA en CU geactualiseerde versies ingediend van de wijzigingsvoorstellen over het ondersteunende politie- en defensiepersoneel.

Overlegverplichting
Op donderdag 30 januari debatteerde de Kamer voor de laatste keer over het wetsvoorstel. De aanvankelijk op 28 januari geplande stemming was uitgesteld onder druk van de protestacties die FNV-ambtenarenbonden die dag in Den Haag hielden. Daarbij werd de overheid onder andere verweten dat ze doodleuk haar verplichtingen als werkgever aan haar laars lapte. Doordat het wetsvoorstel was ingediend vanuit de Kamer was het immers nooit officieel onderwerp van overleg met de vakbonden geweest. Volgens minister Plasterk kon hij daar niets aan doen: ‘De overlegverplichting en het overeenstemmingsvereiste bestaan alleen voor voorstellen van de regering. (…) Als lid van het kabinet heb ik ook niet de mogelijkheid om het recht van de Kamer om een wet vast te stellen te beperken door een Algemene Maatregel van Bestuur.’

Rechtsbescherming
Een ander discussiepunt was het risico dat de normalisering zou leiden tot het wegvallen van de rechtsbescherming van ambtenaren tegen politieke willekeur. Arie Slob van de ChristenUnie: ‘Ambtenaren dienen de publieke zaak, het algemeen belang. Dat houdt ook in dat ze hun meerdere of hun politieke bestuurder moeten kunnen tegenspreken.’ In zijn ogen was een onafhankelijk ambtenarenkorps een waarborg voor een stabiele staat en een onpartijdige handhaving van de rechtsorde. Van Hijum en Van Weyenberg bleken het half met hem eens: kritische ambtenaren verdienen inderdaad bescherming, maar dat was volgens hen ook heel goed mogelijk zonder een aparte rechtspositie.

Uiteindelijk werd de initiatiefwet op dinsdag 4 februari door de Tweede Kamer aangenomen met een overgrote meerderheid van 121 van de 150 stemmen. (Tegen stemden SP, GroenLinks, ChristenUnie, SGP en Partij voor de Dieren). De amendementen die aandrongen op het volledig uitzonderen van het defensie- en politiepersoneel – mede tot stand gekomen door toedoen van de Marechausseevereniging – werden zelfs aangenomen met 135 van de 150 stemmen. ‘Weliswaar moet ook de Eerste Kamer nog instemmen, maar het eind van dit lange wetgevingstraject lijkt toch wel in zicht,’ aldus MARVER-voorzitter Ton de Zeeuw. ‘En wat de niet-geuniformeerde defensie- en politiemedewerkers betreft kunnen we gelukkig zeggen: eind goed al goed.’

Over het beoogde doel van de initiatiefwet Van Hijum/Van Weyenberg is en blijft De Zeeuw minder te spreken. ‘FNV Veiligheid steunt het verzet van de andere ambtenarenbonden tegen deze eenzijdige normalisering. Er wordt wel gezegd dat overheidsmedewerkers door deze wet hun ambtenarenstatus kwijtraken, maar dat is een halve waarheid. Ze raken door deze wet alleen de voordelen van die status kwijt. De nadelen blijven ze houden: een beperkte vrijheid van meningsuiting, het moeten oppassen voor belangenverstrengeling, voortdurend een toonbeeld van integriteit moeten zijn. Van de ambtelijke status resteren dus wel de lasten, maar niet de lusten. Begrijpelijk dat onze collega-bonden daartegen in actie zijn gekomen. Wij zullen ze daar in FNV-verband in blijven steunen.’

Meer over:
C&R
BVJ