21 december 2018

Rechter Den Haag stelt bonden in ongelijk over pensioenafspraken

De kort gedingrechter in Den Haag heeft de bonden geen gelijk gegeven in hun rechtszaak tegen defensie. De eisen van de bonden zijn allemaal afgewezen. Dat geldt overigens ook voor de eisen die door defensie zijn ingesteld als reactie op de eisen van de bonden. Wij zijn teleurgesteld over de uitspraak zelf, maar nog meer over de onderbouwing door de rechter.

De rechtszaak tegen defensie is opgestart door een zestal partijen, waarvan twee centrales. Als eerste oordeelt de rechter over de ontvankelijkheid. Een vooral formeel punt. Omdat individuele bonden niet zijn toegelaten tot het sectoroverleg Defensie worden sommige eisers door de rechter niet-ontvankelijk verklaard.

Welke regeling is volgens de rechter afgesproken?
Daarna gaat de rechter over tot een inhoudelijk beoordeling. Volgens de rechter is de kernvraag of is overeengekomen dat er voor militairen vanaf 1 januari 2019 een middelloonregeling zal gelden.

Bij de beantwoording van die vraag vertrekt de rechter bij de opvatting van de Staatssecretaris van Defensie. Defensie is van mening dat dit het geval is. De rechter kent vervolgens heel veel waarde toe aan de afspraken die in het arbeidsvoorwaardenakkoord 2017-2018 staan. Daarin staat volgens de rechter duidelijk dat de huidige eindloonregeling zal worden verlaten, zonder dat daarbij een voorbehoud is opgenomen. Volgens de rechter wordt er gesproken over een overgangsregeling. Dat betekent volgens de rechter dat er na 2018 een andere pensioenregeling zal gelden. Maar welke regeling is dat dan?

In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2017-2018 staat: 'Deze nieuwe pensioenregeling die per 1 januari 2019 zal gaan gelden, zal nog worden uitgewerkt, waarbij het vertrekpunt van denken een middelloonregeling is.' De rechter is van oordeel dat als de middelloonregeling het vertrekpunt van denken is er dan niet meer wordt gesproken over een eindloonregeling vanaf 2019. Maar alleen nog over een nadere invulling van die middelloonregeling. De rechter vindt de uitleg van ACOP en AC dat een andere eindloonregeling nog tot de mogelijkheden behoort daarom niet logisch. De verschillende stukken die na het arbeidsvoorwaardenakkoord 2017-2018 gemaakt zijn, veranderen daar volgens de rechter niets aan. Dat geldt ook voor het ontbreken van overeenstemming over de exacte inhoud van die nieuwe regeling.

Teleurstellende uitspraak
Wij zijn over deze uitspraak teleurgesteld. Natuurlijk over de inhoud, maar meer nog over het feit dat de rechter de essentie van ons pleidooi op geen enkele wijze in de beoordeling heeft betrokken. Die essentie was dat er in de nacht van 11 op 12 oktober 2017 verschillende afspraken zijn gemaakt. Sommige hard en onvoorwaardelijk, andere zacht en voorwaardelijk. Het in die nacht bereikte arbeidsvoorwaardenresultaat was voorwaardelijk. Immers afhankelijk van de goedkeuring van de leden en zacht omdat het intenties waren. De pensioenafspraken vastgelegd in een brief van de werkgroep post-actieven zijn wel hard en onvoorwaardelijk. De rechter kijkt echter uitsluitend naar het arbeidsvoorwaardenakkoord en niet naar de (samenhang met de) pensioenafspraken in de brief en hoe dat tot stand is gekomen.

In ons eerdere bericht hebben wij u al laten weten dat we ons nog beraden op eventuele verdere (juridische) stappen. Wij houden u op de hoogte.

Voor de uitspraak van de Rechtbank Den Haag KLIK HIER